St. Josephstraat

St. Josephstraat

Genoemd naar St. Joseph, de patroonheilige van de R.K. parochie Haghorst.

Sint Josephstraat 1

Het café/restaurant aan de Sint Josephstraat 1 dateert van 1924 en is daarna vele malen verbouwd. Het was Piet van den Eijnden die hier in 1924 een café annex winkeltje startte met een stal en buitenruimte voor paarden. Het Wilhelminakanaal was net gegraven en dat bracht allerlei activiteiten met zich mee zoals het laden en lossen van schepen en het schutten van de schepen in de sluis. 

Café Den Horst

Omdat veel schepen geen motor hadden, werden ze voortgetrokken door paarden op het jaagpad. De paarden werden verzorgd en gestald bij Piet van den Eijnden, de schippers dronken een pintje in het café en kochten etenswaren in de winkel. In 1937 hield Janus Verhoeven café en winkel ‘aan zijn broek’. Hij had bij de eerste zitting van de openbare verkoop van het pand ingezet op een bepaald bedrag. Bij de tweede, definitieve zitting werd er niet meer bij geboden en zo werd Janus eigenaar. De naam van het café was toen, weinig verrassend, Wilhelmina. Later is café Wilhelmina omgedoopt tot ‘de Sluis’ en in 1965 tot ‘Den Horst’. Tot 1992 is het café in bezit geweest van de familie Verhoeven. Meer informatie over dit café en zijn uitbaters kun je vinden in het boek Haghorst ons Dorp.

Tussen de horecagelegenheden Den Horst en Bij Verhoeven herinnert een zelfgemaakt straatnaambordje aan de voormalige naam van laatstgenoemd etablissement: ‘Biereliersteegje’.

Sint Josephstraat 21 en 21a

Sint Josephstraat 21 en 21a

Deze langgevelboerderij is verbouwd tot een dubbel woonhuis. De muren zijn opgetrokken met machinale baksteen met een sierlijst bij de goot en een rollaag bij de plint. In de voorgevel zitten vernieuwde vensters met klepraam en luiken, een voordeur met bovenlicht, twee getoogde staldeuren en een getoogd zes-ruitsstalraam. 

Sint Josephstraat 17 

Sint Josephstraat 17

Dit karakteristieke pand met zijn lange luifel behoorde vroeger toe aan Gerard Mulder. In 1946 vestigde hij zich als molenaar op de Haghorst, eerst in de boerderij van A. van de Wiel aan de Ontginningsweg 36, later aan de Sint Josephstraat 17. In die tijd was de ontginning in volle gang en was er op de Haghorst behoefte aan een molenaar die bij de boeren veevoer en kunstmest bezorgde. 

In het begin deed Gerard dat met de transportfiets, later gemotoriseerd met een oude legertruck. Onder de luifel werd zakgoed opgeslagen. Door de schaalvergroting in de landbouw en de veevoerindustrie hebben vele lokale molenaars het niet gered. In 1981 stopt Gerard Mulder met zijn bedrijf. Meer over het bedrijf van Gerard Mulder kun je lezen in het boek Haghorst ons Dorp.

Sint Josephstraat 13

Nog een typische ontginningsvestiging was die van Karel Verhoeven aan Sint Josephstraat 13. Karel Verhoeven, afkomstig uit Dussen in het land van Maas en Waal, begon daar in 1947 een smederij. Karel was een echte ‘boerensmid’. De ontginningsboeren waren blij dat ze bij hem terecht konden voor reparaties aan de ontginningswerktuigen, voor staalconstructies, voor het beslaan van paarden enz. In de bijbehorende winkel werden huishoudelijke artikelen verkocht. Meer over het bedrijf van Karel Verhoeven kun je lezen in het boek Haghorst ons Dorp.

Huis, smederij en winkel van Karel Verhoeven

Sint Josephstraat 4

Deze fraaie voormalige pastorie is in1950 gebouwd onder architect A. Pontzen in de wederopbouw stijl. Eén van de kenmerken van deze bouwstijl van na de 2e wereldoorlog, is de dynamische gevel met in- en uitspringende onderdelen. Bij dit pand is dit te zien aan de dakkapel en de voordeur. De gevels zijn opgetrokken uit machinale baksteen en voorzien van vervlechtingen. 

Voormalige pastorie

In de hoge eenlaagse voorgevel zit een midden dakkapel met halsgevel en vierruitsvensters met luiken. De decoratieve houten voordeur zit in een ondiep portiek met sierlijk bovenlicht. Op het dak liggen rode opnieuw verbeterde Hollandse pannen. 

St. Josephstraat 25

Bij de inrit van deze boerderij staat een zelfgemaakt straatnaambordje dat verwijst naar de bewoners: ‘Van Oosterwijkstraotje’. 

SCHUTSLUIS EN BRUG

Het Wilhelminakanaal werd gegraven in de periode van 1910 tot 1923. Gedurende de Eerste Wereldoorlog lag het graafwerk stil. Het kanaal heeft een lengte van 68,5 km en loopt van de Zuid-Willemsvaart tussen Beek en Donk en Aarle-Rixtel naar de Amer bij Geertruidenberg. Bij Haghorst werd een brug en een schutsluis gebouwd en later een zijkanaal met spuisluis. De aanleg van het kanaal en de brug en schutsluis is van grote betekenis geweest voor de ontwikkeling van Haghorst. Het heeft veel invloed gehad op vestiging van de ontginners en industrie.  

De brug

Brug over het Wilhelminakanaal

Het gebied met de brug, de schutsluis (Sluis IV) en het zijkanaal zijn beeld- en sfeerbepalend voor de Haghorst. De brug vormt de verbinding tussen de St. Josephstraat en de Moergestelseweg. Het is een ophaalbrug, bestaande uit stalen profielbalken met daarop vakwerkliggers, aan elkaar verbonden met klinknagels. Het ophaalmechanisme werkt door middel van stalen contragewichten. Het wegdek is vlak en met beton afgewerkt. Het is opgebouwd uit stalen vakwerkliggers. De landhoofden van de brug, tevens sluishoofden, zijn opgemetseld uit machinale baksteen en afgezet met afgeronde, granieten hoekblokken. Oorspronkelijk werd de brug met de hand bediend door de brugwachter. Nu worden alle bruggen in het Wilhelminakanaal vanuit een centraal punt automatisch bediend. 

De sluis

Sluis IV

Het hoogteverschil in het Wilhelminakanaal tussen het hoogste punt (bij de aansluiting op de Zuid-Willemsvaart) en het laagste punt (de Amer) bedraagt 15 meter. Zonder sluizen zou het Wilhelminakanaal eenvoudig weg leeglopen. Net als de andere sluizen in het Wilhelminakanaal is Sluis IV een bajonetsluis: de in- en uitvaartopeningen liggen niet recht tegenover elkaar, maar verspringend. Het brengt schepen van het lage naar het hoge waterniveau en andersom. Alle sluizen zijn oorspronkelijk van dezelfde maat, helemaal afgestemd op het vroeger gangbare binnenvaartschip, type Kempenaar. Tegenwoordig staat dat gelijk aan de zogenaamde Klasse II-schepen, met een laadvermogen van maximaal 660 ton. In 2008 is de sluis grondig gerenoveerd. 

Sluiswachtershuis

Het sluiswachtershuisje staat op het schiereiland, in het midden van het sluisgedeelte. Het is niet meer in gebruik sinds de sluis en de brug op afstand worden bediend.

Sluiswachtershuisje

De gevels zijn opgetrokken uit machinale baksteen; de plint is afgeschuind met groen geglazuurde profielsteen. De sierbanden en spaarbogen boven de vensters en deuren zijn eveneens van groen geglazuurde profielsteen. Het platte dak heeft een uitkragende gootlijst op gesneden klossen.

Pomphuis

Het pomphuis is gebouwd in 1923 en heeft elementen uit de bouwstijl van de beroemde architect Berlage. In het pomphuis staan elektrisch aangedreven pompen die oorspronkelijk dienden om het water, dat door het schutten in de sluis wegstroomde naar de lage kant (richting Tilburg) weer terug te pompen naar boven. Zo werd het water in het kanaal op de gewenste hoogte gehouden. In het pomphuis stond ook een aggregaat waarmee elektriciteit werd opgewekt om de sluisdeuren open en dicht te doen. In 1923 was er op de Haghorst immers nog geen elektriciteit. Het pomphuis heeft zijn functie verloren omdat bij een te laag waterniveau er in Panheel water uit de Maas in het kanaal wordt gepompt. Een te hoog waterniveau in het kanaal wordt voorkomen met de in 1929 gebouwde spuisluis in het afwateringskanaal. Door de werking van de pomp om te keren wordt het pomphuis nu gebruikt als waterkrachtcentrale. 

Pomphuis

Het tweelaagse pomphuis is rechthoekig en is opgetrokken uit machinale baksteen. Het dak bestaat uit een steil zadeldak waartegen een flauw hellend lessenaardak is aangelegd, beide gedekt met rode opnieuw verbeterde Hollandse dakpannen. De gevels worden geleed door lisenen met afgeronde hardsteen bekroningen. Een hardstenen speklaag scheidt de begane grond en de verdieping. De weinige vensters op de begane grond zijn dichtgemetseld. In de lage achtergevel bevindt zich een uitgemetselde schoorsteen met siermetselwerk aan de onderzijde. Op de eerste etage zijn er op de hoeken elk één en verder drie bijeen geplaatste hoge smalle, tweedelige vensters. Alle vensters zijn voorzien van een hardstenen dorpel en een latei met profielrandje. In hoge voorgevel bevinden zich ter hoogte van de eerste etage twee reeksen van drie hoge smalle driedelige vensters. De onderste geleding van deze vensters is afgewerkt met eenvoudig siersmeedwerk. Ter linkerzijde is een uitgemetselde schoorsteen geplaatst met siermetselwerk aan de onderzijde. In de topgeveldelen, de één gericht naar de brug en de andere naar de Haghorst, bevinden zich diverse ramen. In het lage gedeelte zijn dat twee tweedelige smalle ramen. Daarnaast, tussen de lisenen, een reeks van vijf vensters. De middelste drie zijn als driedelige ramen lager doorgetrokken. In de topgevel is een tripletraam geplaatst.

Hoewel al jaren niet meer in gebruik is het interieur nog gaaf en intact. Het is een uniek industrieel-archeologisch rijksmonument, dat in 2018 door koning Willem-Alexander tijdens zijn bezoek aan onze gemeente is bewonderd. 

Spuisluis

Bij de sluis hoort een afwateringskanaal, dat parallel aan het Wilhelminakanaal werd gegraven en dient om overtollig water af te voeren. De spuisluis in het afwateringskanaal is in 1929 gebouwd in de Functionalistische stijl. Het bestaat uit een betonnen spuikom met twee heftorens van witgeschilderd beton waarvan de bekisting zichtbaar is gelaten. De torens bevatten de elektromotoren voor het bedienen van de hefdeuren. Tussen de torens bevinden zich de geklonken stalen hefdeuren, die door kettingen zijn verbonden met de contragewichten in de torens. 

Spuisluis

In de heftorens bevinden zich stalen toegangsdeuren. De torens worden onderling verbonden door een stalen trekstang en een betonnen loopbrug. 

Meer informatie over het Wilhelminakanaal en het sluiscomplex kun je vinden in het boek Haghorst ons Dorp en in Hers en geens dur Diessen, deel 10.